De methaanemissies uit de veehouderij hebben een kleinere invloed op de kimaatopwerming dan tot dusver werd aangenomen. Dat staat in het wereldklimaatbericht van het IPCC. Tot dusver wordt de klimaatinvloed van het zware broeikasgas bepaald met de methode GWP (Global Warming Potential) waarmee elk gas wordt omgerekend in CO2-equivalenten. Het GWP van methaan bedraagt in een periode van 100 jaar 34 (koolstofdioxide 1).
Met GWP-100 zou het uitdrukken van methaanemissies in CO2-equivalenten de effecten van al bestaande methaanemissiebronnen (zoals veehouderij) op de temperatuur van het aardoppervlak met een factor drie tot vier overschat worden. Nieuwe emissiebronnen zouden er in de eerste 20 jaar met een factor vier tot vijf door onderschat worden.
Met een andere methode wordt de daadwerkelijk meetbare temperatuurverhoging in een vaste tijdspannen bepaald. Het globale temperatuur-veranderingspotentieel (GTP) van methaan ligt in een tijdspanne van 100 jaar bij slechts 11. Dat betekent dat de klimaatinvloed van methaan met het drie- tot viervoudige overschat werd.
Al langere tijd zijn er wetenschappers die vinden dat GWP-100 niet meer als gestandaardiseerde methode zou moeten dienen om de methaanuitstoot van sectoren te wegen. Ook in het klimaatveranderingsrapport van het IPCC, nu actueel vanwege de klimaattop in Egypte, erkend nu dat met verschillende rekenmethodes zeer verschillende uitkomsten worden behaald.
Bron: IPCC, 2021: Climate Change 2021: The Physical Science Basis, hoofdstuk 7, eigen onderzoek