Melkveehouder Geoff Baker koos ervoor een stal te bouwen in een land waar dat zeer ongebruikelijk is: Nieuw-Zeeland. Voor het ontwerp verzamelde hij ideeën van over heel de wereld. Het resultaat is een unieke stal die past bij de omstandigheden in Nieuw-Zeeland.
In de regio Canterbury op het midden van het zuidereiland van Nieuw-Zeeland zijn tien melkveebedrijven die hun koeien in een stal houden. Eén van hen is Geoff Baker. De 50-jarige melkveehouder ontwierp zijn eigen stal. Hij rees ervoor naar Groot-Brittannië om een aantal stallen te bekijken. “De mensen hier vinden het zeldzaam”, verklaart Baker. Veel Nieuw-Zeelanders vragen zich af waarom je een stal nodig hebt. In het relatief kleine land aan het eind van de wereld is jaarrond weiden met een seizoensmatig afkalfpatroon namelijk het gangbare bedrijfssysteem.
Minder milieubelasting, meer melkgeld
Waarom heeft Baker dan wel gekozen om een stal te bouwen? “In de winter krijgen melkveehouders een toeslag voor de melk, omdat er dan veel minder melk op de markt is”, verklaart Baker. Doordat de melkveestapel in Nieuw-Zeeland overwegend seizoensmatig afkalft, schommelen de aanleveringen bij de zuivelfabrieken nogal. Dat heeft effect op de melkprijs die wordt uitbetaald. Door een stal te bouwen kan Baker nu ook in de winter melk produceren.
Maar er is nog een reden. Baker is ervan overtuigd dat de wetgeving met betrekking tot milieu nog veel strenger zal worden. “In Nieuw-Zeeland hebben we al te maken met zeer veel nitraatuitspoeling”, vervolgt Baker. Melkveehouders krijgen met veel meer en strengere eisen te maken.”
Dingen anders doen vindt Baker leuk. “Zes jaar terug werd hier de eerste stal gebouwd. Veel mensen hebben het me afgeraden”, herinnert hij zich. Een adviesorganisatie bood Baker een reis aan naar Groot-Brittannië om stallen te gaan bekijken. In twee weken bezocht hij bedrijven in Engeland, Wales en Ierland. Hij zag allerhande bedrijven, op enkele zag hij koeien die zelf hun voer uit de sleufsilo vraten. Dat idee stond hem aan.
Baker begon op zijn 15e als share milker en werd later firmant binnen een melkvee-holding. Inmiddels heeft hij zijn eigen melkveebedrijf in Hinds in de regio Canterbury op het Zuidereiland. Hij melkt in totaal 1.700 Kiwi-cross-koeien met een gemiddelde productie van 22 kg per dag. Zijn zoon Jonathan en schoondochter Ashley zijn inmiddels als share milkers in het bedrijf gestapt en nemen 520 melkkoeien voor hun rekening.
Een paar jaar liet Baker het idee voor een stal op de plank liggen, maar uiteindelijk sloeg hij spijkers met koppen en begon zijn stal te ontwerpen en te bouwen. “In januari begonnen we met de bouw, een paar maanden later trokken de eerste koeien erin”, herinnert hij zich. De stal met sleufsilocomplex en mestopslag kostte 2,6 miljoen NZD, anderhalf miljoen euro ongeveer en per ligplek 2.700 euro.
Het dagelijkse werk in de stal is in twee uur klaar. Dan is de afrastering in de silo opgeschoven, zijn de banden van het kuilfolie gehaald en de ligboxen geschoond tijdens het ophalen van de koeien voor het melken. De 80-stands carrousel ligt 300 meter van de stal vandaan. Tweemaal daags worden ze ernaartoe gedreven. “Om het werk rond te zetten is relatief weinig arbeid nodig”, vindt Baker. “Ondanks de stal blijft het een lagekostensysteem.” Buiten de opstalling in de winter is Baker’s productiesysteem dan ook niet veranderd:
- De veestapel bestaat uit twee groepen: voorjaarsafkalvers en herfstafkalvers.
- De koeien zijn jaarrond buiten, alleen de herfstafkalvers zijn de winter op stal. De voorjaarsafkalvers verblijven de winter op een verharde buitenplaats.
Zand in de boxen
De diepstrooiselboxen zijn met zand gevuld. Eenmaal per week worden de boxen machinaal gevlakt en bijgestrooid. Baker moest veel moeite doen om de vergunningverlenende instantie te overtuigen van het nut van de stal. Hij moest er wetenschappelijke publicaties uit de VS voor aandragen.
Voor toestemming voor de benodigde wateraansluitingen moest Baker ook lang leuren. Voor de reiniging van de stal spoelt hij de vloer eenmaal per week met water. Het zand wordt weer uit het spoelwater gesepareerd, 90 procent van het zand wordt zo teruggewonnen.
Betere lichaamsconditie na de winter
Baker maakt zijn sleufsilo’s 1,7 meter hoog. Orp 80 cm is een schrikdraad gespannen, de koeien vreten eronder en erboven van de silo. Elke dag wordt de draad 10 cm opgeschoven. De koeien krijgen een rantsoen met gras, mais, raapzaadschroot, palmpitkoek en gerst. Behalve het gras, worden alle componenten met de mais ingekuild. Baker verbouwt zelf geen voer, aankopen is op dit moment voordeliger.
“Als je ze het voer voor de neus legt vreten ze efficiënter”, geeft Baker toe. Maar hij ziet nu wel dat de koeien beter op conditie zijn als het weideseizoen begint. Dat pleit voor een stal in de optiek van Baker. “Ik zou zo dezelfde stal weer bouwen”, besluit hij. Ook de koeien waren snel aan de ‘winterresidentie’ gewend. “Enkele oude koeien wilden niet in de boxen gaan liggen, maar de meeste koeien liepen erin en gingen liggen of ze niet beter wisten.” In de tweede winter liepen koeien die nieuw waren in de koppel zo mee de stal in. In de winter van 2021 wil Baker stoppen met het voeren van mais. Om de productie op peil te houden en de voerkosten in de hand, probeert hij kuilgras van betere kwaliteit te winnen met een hoger eiwitgehalte.
Tekst: Sophie Oehler – Foto’s: Baker