In mei en juni van dit jaar kon de mais zich prima ontwikkelen. In de maand juli, als de mais het meeste water nodig heeft, was de noodzakelijke regen er niet. Het resulteert in noodrijpheid en zelfs kolfloze mais. De eerste mais van 2018 zit al even in de kuil.
Oogstmoment perceelsafhankelijk
Om de vraag te beantwoorden wat het goede oogstmoment is, zijn drie verschillende scenario’s te schetsen:
1. Mais zonder kolf
Mais zonder kolf moet met een drogestofpercentage van 30 procent worden gehakseld. Anders loopt de voederwaarde nog harder terug en de verdichtbaarheid neemt sterk af.
Als de bladeren bruin en nekrotisch zijn of als de plant rood kleurt, moet zo snel mogelijk worden gehakseld. De roodverkleuring duidt op een met suiker verzadigde plant doordat de kolven, die dienen als opslagorgaan voor het omzettingsproduct zetmeel, ontbreken.
Aanbevolen is om het drogestofgehalte te schatten met de wringproef. Alleen daarmee is bij kolfloze mais nauwkeurig genoeg vast te stellen hoever het gewas nog van het nagestreefde drogestofpercentage afzit. Bij hakselen moeten zulke gewassen tussen de 27 en 28 procent drogestof zitten. Gebruik je een andere methode (Handboek Snijmais – maïsoogstwijzer) om het drogestofpercentage te schatten, houd er dan rekening mee dat de kolf niet bijdraagt aan het drogestofpercentage. Houd er ook rekening mee dat flinke hoeveelheden neerslag bij zulke gewassen het drogestofpercentage verlagen. De stengel zuigt water namelijk op als een spons. Bij flinke neerslag kan het drogestofpercentage met drie tot vijf procent teruglopen. Perssapverliezen na inkuilen moeten zo sowieso worden voorkomen.
2. Groene, goed ontwikkelde mais met normale kolfontwikkeling
Groene maisgewassen, die er qua plant-kolf-verhouding normaal uitzien, moeten nog niet worden geoogst. Bij deze planten is de assimilatie nog gaande en er is nog een opbrengsttoename, vooral van het zetmeel, te verwachten. Bij zulke percelen kun je afwachten tot de korrel het zwarte puntje krijgt. Dat duidt erop dat de zetmeelvorming gestopt is. Het drogestofgehalte bij hakselen zou tussen 34 en 37 procent moeten liggen.
3. Groene, kolfarme mais
De meeste vragen ontstaan als de mais groen is, maar er weinig kolven zijn. Hier geld ook dat de groene bladeren nog assimileren en dus dat de opbrengst nog kan stijgen. Dat gaat ook op als de onderste bladeren stro-achtig aanvoelen of als de bovenste bladeren door de hoge zonintensiteit verbrand zijn.
Hangende kolven
Hangende kolven duiden op noodrijpheid door de droogte. Bij deze maïsplanten is de toevoer van voedingsstoffen naar de kolf afgeremd of zelfs volledig gestopt. In deze situatie is niet meer te verwachten dat de plant nog water naar de kolf transporteert. Afhankelijk van het vochtgehalte in de stengel kunnen dergelijke percelen vervolgens gehakseld worden.
Het vochtgehalte in de plant kun je met de zogenoemde wringtest vaststellen. Neem de onderste 40 centimeter van de stengel en wring deze uit. Wat gebeurt er:
- Vrijkomen van vocht = 18 procent drogestof
- Ontstaan van schuim = 24 procent drogestof
- Er komt geen perssap vrij = 28 procent drogestof
Let op: meer opslagrisico
De kans op verliezen tijdens opslag neemt in dergelijke maisjaren in algemene zin toe. Bij zeer droge gewassen kan zelfs harde wind meer schade aanrichten en dat geldt ook bij percelen die deels gehakseld zijn.
- Bepalend voor een goede maiskuil zijn oogsttijdstip, buitentemperatuur, haksellengte verdichting en opwarming. In 2018 zijn een aantal van deze factoren uitzonderlijk.
- Het oogsttijdstip moet, zoals hierboven al geschreven, voor ieder perceel afzonderlijk worden bepaald. Als de opbrengst mogelijk nog toeneemt, moet worden afgewacht. Immers, ook door de goede voorzomer hebben veel maïsgewassen goede beworteling gevormd en daarvan geprofiteerd in de droge periode.
- Houd bij het hakselen de buitentemperatuur in de gaten. Bij temperaturen die aanzienlijk boven de 30 graden liggen, moet geen mais worden ingekuild. Als het zo warm is, moet er dus ’s morgens heel vroeg of zelfs ’s nachts worden ingekuild.
- Omdat de gewassen op de maispercelen vaak niet erg homogeen zijn, moet samen met de chauffeur op de hakselaar doorlopend de haksellengte gecheckt worden.
- Door het hoge suikergehalte in de maisplanten kan opwarming van de kuil tot problemen leiden. Een goede verdichting en gebruik van de juiste inkuilmiddelen zijn dus van groot belang.
Welk inkuilmiddel?
Omdat het risico op opwarming hoger is, moeten inkuilmiddelen worden gebruikt om opwarming te voorkomen. Daarvoor kunnen zowel biologische als chemische middelen worden ingezet. Beide hebben voor- en nadelen waarmee je bij de keuze rekening moet houden.
Biologische inkuilmiddelen op basis van heterofermentatieve melkzuurbacterien produceren naast melkzuur ook azijnzuur. Gisten en voor de fermentatie schadelijke bacteriën worden daardoor verminderd. Dergelijke producten zijn betaalbaar en bedrijfszeker. Om een volledige werking te bereiken is het wel zaak de kuil na afdekken zes weken dicht te laten. Door de heersende schaarste is dit wellicht een punt van aandacht.
Chemische inkuilmiddelen op basis van zuren verlagen de pH-waarde direct na het toedienen. Het voer kan daardoor eerder worden gevoerd wat bij schaarste uitkomst kan bieden. Als een product met een zeer laag drogestofpercentage geoogst moet worden, dit jaar bijvoorbeeld doordat er geen kolven in de mais zitten, is een chemisch middel aanbevolen. Chemische inkuilmiddelen zijn echter duurder en minder makkelijk te verspreiden.
Of je nu een chemisch of biologisch inkuilmiddel gebruikt, een kort adviesgesprek met inachtname van de specifieke situatie is altijd aanbevolen.
Bron: Pioneer