De wetenschappers uit de VS die lid zijn van de ADSA komen eenmaal per jaar bij elkaar om kennis uit te wisselen. Tijdens de ADSA Annual Meeting in juni in Knoxville werden 800 studies gepresenteerd.
Een belangrijk thema op het congres was de opfok van jonge kalveren. In dit artikel volgt een selectie uit de onderzoeksresultaten.
Voeding droge koeien beïnvloedt kalvergroei
Tijdens de laatste drie weken van de dracht kregen 120 Holstein-koeien een met calciumzout verrijkte vettoevoeging. Als alternatief werd ook sojaolie of visolie (140 gram per dag) gevoerd. Uit de studieresultaten blijkt dat kleine hoeveelheden van meervoudig, onverzadigde lange-keten-vetzuren tijdens de laatste weken van de dracht, leiden tot hogere groei per dag bij de net geboren kalveren (643 versus 609 gram groei per dag).
Volle melk en kunstmelk combineren
Vier liter volle melk per dag, aangevuld met een halve kg kunstmelkpoeder tot de 30e dag, resulteert in dezelfde groei per dag als hogere hoeveelheden, maar enkel, koemelk per dag
17 procent vet in kunstmelkpoeder is voldoende
Rauwe melk bevat meer vet dan conventionele kunstmelk. Maar waarom gebruiken we dan geen kunstmelkpoeder met 32 procent vet? Uit een studie bleek dat dit geen goed idee is, omdat het ten koste gaat van de dagelijkse groei. In de studie werden 240 klaveren met twee soorten kunstmelk gevoerd, één met 17 procent vet en één met 32 procent vet. Het eiwitgehalte was bij beide soorten 18 procent. Bij de kalveren die kunstmelk kregen met het hoge vetpercentage, nam de groei per dag met 130 gram af. Ter vergelijking: kalveren die diarree kregen groeiden 150 gram per dag minder.
Bij 30 kalveren die dagelijks via de kalverdrinkautomaat 12,5 liter (5 x 2,5 liter) kunstmelk kregen aangeboden, werd tussen de 43e en 57e levensdag de melkverstrekking afgebouwd. Dat gebeurde of door een continu verloop, of in stappen van 2,5 liter per dag minder op elke derde dag. Spenen met een continu verloop, leidde in de 7e/8e levensweek tot een abrupte groeivertraging. Bij spenen in stappen stabiliseerde de groei op een hoger niveau.
Hoge concentratie kunstmelkpoeder geen doel op zich
Kalveren die ad libitum kunstmelk krijgen met 25 procent eiwit en 17 procent vet, groeien sneller dan kalveren die beperkt kunstmelk krijgen (0,6 tot 1,1 kg melkvervanger per dag. De groei van het skelet wordt namelijk niet beïnvloedt door de kunstmelkpoederconcentratie. Wat een hoge concentratie melkpoeder wel in de hand werkt, is dat kalveren vezelrijke voeders minder goed kunnen verteren. Dat leidt onvermijdbaar tot een groeidip na het spenen. De hoeveelheid kunstmelkpoeder die per kalf gevoerd wordt, zou tot 25,3 kg beperkt moeten worden.
Hele maiskorrels voeren?
Het voeren van hele maiskorrels aan kalveren leidt in de praktijk tot discussie. Naar verluidt zouden volledige, onbehandelde maiskorrels de kalveren beter laten groeien. Canadese wetenschappers hebben getracht deze discussies voorgoed weg te nemen. Daarvoor hebben ze 12 stierkalveren, die vijf of tien liter kunstmelk (150 gram poeder per liter) kregen, hele maiskorrels of geplette mais gevoerd. Na 12 maanden werden de kalveren geëuthanaseerd en de pensen en darmen histologisch onderzocht. Hieruit kon worden opgemaakt dat, zoals men in de praktijk vaak ziet, de kalveren, die in de zes weken durende melkfase hele maiskorrels kregen, beter waren ontwikkeld. Echter, na het spenen liep de groei per dag aanzienlijk terug. Deze speendip is terug te voeren op acidose in de dikke darm. Dit kwam bij kalveren die geplette mais kregen niet voor.
Hooi of vezelrijke kalverstarter?
Bekend is dat zetmeel, of de producten die eruit ontstaan in de vertering, de pensontwikkeling van jonge kalveren in de melkfase stimuleert. Daarom krijgen jonge dieren vaak krachtvoer dat rijk is aan mais of graan. Daarin schuilt altijd het gevaar van pensverzuring. Er is een andere manier. Braziliaanse voedingsdeskundigen hebben jonge kalveren (4 liter melk per dag) aanvullend op conventionele kalverstarter (16 procent NDF) hooi, respectievelijk vezelrijk krachtvoer met 25 procent NDF (mais vervangen door sojahullen) gevoerd: Resultaat: enigszins hogere groei per dag.
Wat bijgevoerd wordt maakt uiteindelijk niet uit
De ervaring van een Chinese studie is dat wat de kalveren wordt bijgevoerd, uiteindelijk geen verschil maakt. In de studie werden 30 vrouwelijke kalveren op toeval in drie groepen verdeeld. Vanaf de tweede levensdag kregen de kalveren kalverstarter, hooi of beide. Vanaf dag 57 kregen alle dieren in de test zowel hooi als kalverstarter en vanaf dag 70 TMR.
Resultaat: het vroegtijdig aanbieden van vast voer heeft geen invloed op de voeropname, de groei per dag of de bloedglucosespiegel gedurende de melkfase. Ook na het spenen werden geen verschillen in de parameters waargenomen. Ook maakte de verschillende voerregimes in de melkfase geen verschil in de mate waarin de kalveren later voer uitselecteerden.
Zieke dieren sneller op het spoor
Met sensoren die de activiteit van ongespeende kalveren vastleggen, zijn ziekten bij de jonge dieren te voorspellen, al voor klinische symptomen optreden. Dit blijkt uit een studie van Spaanse wetenschappers. Zij hebben 325 kalveren tussen de 30e en 90e levensdag geobserveerd. Gemiddeld lagen de kalveren 16,3 uur per dag en waren ze 4,7 uur in de benen. 19,3 maal gingen de dieren liggen of stonden ze op. 10,4 keer per dag werd het voerhek bezocht. Daar verbleven ze gemiddeld drie uur per dag (17,3 minuten per bezoek). Zieke kalveren (24,8 procent) lagen vijf procent langer en vraten en liepen vijf procent minder. Deze gedragsveranderingen traden drie dagen voordat klinische symptomen zichtbaar waren op.
Spenen leidt tot acidose
Enkele werkgroepen hielden zich bezig met psychologische stress die kalveren ervaren door het spenen. Onafhankelijk van de werkwijze in de melkfase, ontstaat deze stress. De werkgroepen gingen dit na bij kalveren die gerantsoeneerd melk kregen om ze zo snel als mogelijk aan te zetten tot opnemen van vast voer en bij kalveren die acht weken lang intensief melk kregen en pas later krachtvoer. Zeker lijkt te zijn, dat het spenen samengaat met ontstaan van acidose (pens-pH langdurig < 5,8). De effecten van een acidose moeten niet onderschat worden: minder voeropname, minder groei, et cetera. Kortom is acidose bij kalveren net zo ernstig als bij volwassen koeien. Aan acidose bij spenen is niet volledig te ontkomen, maar het is wel af te zwakken met vezelrijke (25 procent NDF) en zetmeelarme (< 34 procent) brokken. Zo treden ook minder laesies in de penswand op.
Tekst: Gregor Veauthier