Pijnbestrijding is een belangrijke ondersteunende therapie bij diverse aandoeningen. Een volledige behandeling van bijvoorbeeld een uierontsteking, inclusief pijnbestrijding, zorgt voor een beter en sneller herstel van zowel de koe als de melkproductie.1 Mindere resultaten worden behaald bij enkel een behandeling met antibioticum, of geen behandeling.1 Het gebruik van pijnstilling wordt frequenter toegepast, maar het gebruik varieert nog altijd per dierenartsenpraktijk / melkveebedrijf. Eén van de redenen hiervoor is het inadequaat opmerken van (subtiele) gedragsafwijkingen bij dieren met pijn. In dit artikel leest u meer over de pijnschalen bij melkvee, pijn geassocieerd met mastitis en pijnmanagement van een uierontsteking.
Pijnscore bij rundvee
Het meten van pijn bij rundvee is niet gemakkelijk, objectieve meetmethoden worden vaak beïnvloedt door verschillende factoren en subjectieve meetmethoden zijn afhankelijk van de ervaring en beoordeling van de waarnemer. Runderen zijn daarnaast stoïcijnse dieren en vluchtdieren, ze maskeren tekenen van pijn en dit maakt de beoordeling en behandeling van pijn lastig.
Gedragsveranderingen zijn een belangrijke indicator voor de subjectieve beoordeling van aanwezigheid van pijn of ongemak. Een pijnscoremodel is opgesteld met gedragsveranderingen erin, om zo op afstand in een kudde toch de afwijkende dieren te zien. Belangrijk bij een correct scoremodel is dat de pijnindicatoren betrouwbaar, geldig en gevoelig zijn. Op basis van 7 gedragingen wordt geobserveerd of de koe pijn of ongemak heeft. Deze gedragingen krijgen een score van 0-2, waarbij 0 geen pijn en 2 ernstige pijn beschrijft.2,3 Onderstaande tabel geeft de diverse pijnschalen en gedragingen weer.2,3 Als de totale pijnscore hoger is dan 5, duidt dit op pijn of ongemak en moet het dier verder onderzocht worden.
0 (geen pijn) | 1 (lichte pijn) | 2 (ernstige pijn) | |
1) Alertheid | Actief en oplettend, herkauwt, kijkt waarnemer aan | Koe minder aandachtig, in zichzelf gekeerd, herkauwt niet, vermijdt contact met waarnemer | Niet alert en actief, wil graag liggen, evt met kop op de buik, negeert de waarnemer |
2) Hoofdpositie | Hoog of schofthoogte | Onder schofthoogte | Laaghangend |
3) Positie oren | Naar voren en actief | Naar achteren / asymmetrisch | Laaghangend (lamsoren) |
Rechte ruglijn | Licht gebogen rug | Gebogen rug | |
5) Gezichtsuitdrukking* | Oplettend / neutraal | Aangespannen, rimpels rond ogen, kaak en neusgaten | Zelfde als bij 1 (lichte pijn), of uitdrukkingsloze blik |
6) Reactie op benadering | Reageert meteen op benadering / aanwezigheid waarnemer, oren naar voren | Let op waarnemer, oren niet naar voren, reactie op benadering | Negeert waarnemer, laag hoofd, oren niet voorwaarts, geen / trage reactie op benaderen |
7) Ledematen- kreupelheid | Niet mank, normale en ritmische passen | Kortere en niet-ritmische passen | Geen steun op 1 poot of erge oneven passen |
* Een gezichtsuitdrukking zegt veel over pijn of ongemak. Wat opvalt aan het hoofd bij pijn of ongemak zijn: gespannen / uitdrukkingsloze blik, spanning in spieren boven de ogen, oren naar achteren of naar beneden hangend, gespannen lijnen boven de neusgaten en opengesperde neusgaten, verhoogde tonus van de lippen en spanning in de faciale spiergroepen zijdelings van het hoofd. (Zie figuur 1).
Pijn geassocieerd met mastitis:
Een van de condities die als (erg) pijnlijk wordt gezien is mastitis. Diverse onderzoeken tonen aan dat dierenartsen en veehouders E. coli mastitis een hoge pijnscore geven (7-9 uit 10). Echter wordt er aan een milde mastitis (alleen vlokjes in de melk) een lage score gegeven (1-3 uit 10). 4
Bij een erge klinische mastitis is bij een koe duidelijk te zien dat het dier pijnlijk is, maar ook een milde vorm van klinische mastitis geeft gedragsveranderingen weer. Naast de algemene gedragsveranderingen op basis van eerder genoemde scoremodel, kunnen er ook andere gedragsveranderingen zijn bij een klinische mastitis:3,4
- Discomfort voorafgaand aan het klinisch zichtbaar zijn van de mastitis.
- Verminderde voeropname voorafgaand aan de mastitis tot 7-10 dagen na behandeling.
- Meer trappen tijdens het melken, voorafgaand aan de mastitis tot 7-10 dagen na behandeling.
- Verhoogde gevoeligheid voor pijn (hyperalgesie) tot minstens 4 dagen na behandeling.
- Verminderde ligtijd.
- Meer rondlopen in de stal.
- Afstand tussen de hakken is wijder als de koe stilstaat.
De afwijkende gedragingen blijven aanhouden ongeveer 4 tot 7 dagen na behandeling van de mastitis.3
Pijnmanagement bij mastitis:
Het gebruik van NSAID’s bij een mastitisbehandeling zorgen voor een daling in de rectale temperatuur, verminderen tekenen van inflammatie, herstelt de herkauwactiviteit en verhoogt de droge stof opname. In theorie zou ook door het gebruik van NSAID’s de ligtijd ook moeten verlengen door een sneller herstel van het dier, maar dit effect is nog niet significant bewezen in diverse onderzoeken.4 Het gebruik van een langwerkende NSAID zoals meloxicam, zorgt voor een snellere normalisatie van de pijntreshold, een verbetering van de melkproductie, vermindering van het somatisch celgetal en een lager risico op vroegtijdige afvoer in vergelijking met onbehandelde koeien.5
Bij een ernstige klinische mastitis, zoals een E. coli mastitis hebben koeien veel baat bij een behandeling met een NSAID naast het geven van antibiotica en eventueel een vloeistoftherapie (afhankelijk van de ernst van de mastitis). Koeien met milde mastitis hebben ook baat bij een behandeling met een NSAID. Soms als er alleen kleine of een paar vlokjes in de melk zitten, volstaat een behandeling met alleen NSAID’s.5
Naast behandelen met NSAIDS kan een (aanvullende) behandeling met antihistaminica ook voordelen bieden. Antihistaminica blokkeren de H2-receptoren zodat vrijgekomen histamine bij een ontstekingsreactie niet op de receptoren kunnen binden en de verdere ontstekingsreactie wordt verminderd / voorkomen.6 Antihistaminica hebben een brede inzetbaarheid, enerzijds als individuele behandeling, anderzijds in combinatie met een NSAID of corticosteroïd.
Referenties
- Suojala L., Kaartinen L., Pyörälä s. 2019. Treatment for bovine Escherichia coli mastitis – an evidence based approach. Journal of Veterinary Pharmacology and Therapeutics, (12057) p. 1-11.
- Gleerup, K. B., P. H. Andersen, L. Munksgaard, and B. Forkman. 2015. Pain evaluation in dairy cattle. Appl. Anim. Behav. Sci. (171) p. 25-32.
- Gleerup K. B. 2017. Identifying Pain behaviors in Cattle. WCDS Advances in Dairy Technology. (29) p. 231-239.
- Mainau E., Lionch P., Temple D., Goby L., Manteca X. 2022. Alteration in Activity Patterns of Cows as a result of Pain due to health conditions. (12) 1 – 27.
- Fitzpatrick C.E., Chapinal N., Petersson-Wolfe C. S., De Vries T. J., Kelton D. F., Duffield T. F., Leslie K.E. 2013. The effect on pain sensitivity, rumination time, and clinical signs in dairy cows with endotoxine-induced clinical mastitis..
- Ignacio M.L., Lopez S. H. 1998. Clinical pharmacology of antihistaminic agents in veterinary medicine. Veterinaria Mexico. (4) p. 369 – 383.
- Janeway, C.A., Travers, P., Walport, M., Shlomchik M.J.(2005). Immunobiology 6th edition. New York: Garland Science Publishing
- Chang, G., Wang, L., Ma, N. et al. Histamine activates inflammatory response and depresses casein synthesis in mammary gland of dairy cows during SARA. BMC Vet Res 14, 168 (2018).
- Enemark J. M. D. et al.: Rumen acidosis with special emphasis on diagnostic aspects of subclinical rumen acidosis: A review. Veterinarija ir Zootechnika 20(42):16-29 (2002).
Geschreven door drs. J. de Mul , werkzaam voor Dechra als productmanager landbouwhuisdieren & paard