De historisch bepaalde inteeltlimiet van 6,25 procent is niet langer een bruikbare grens in de moderne melkveefokkerij volgens een Britse specialist. In plaats daarvan is een zorgvuldige, strategische aanpak nodig waarbij inteelt wél beheerst wordt, maar niet ten koste gaat van genetische vooruitgang.
Uit internationale en Britse data-analyses blijkt dat de aanbevolen drempelwaarde voor inteelt van 6,25 procent niet langer realistisch is als melkveehouders genetische vooruitgang willen blijven boeken. Zo schrijft AHDB. Als een rund een vader en moeder heeft die beide dezelfde grootvader hebben, is er sprake van een inteeltpercentage van 6,25 procent wat dus zou moeten worden voorkomen conform de huidige aanbevelingen.
Volgens Marco Winters, hoofd genetica bij de Britse landbouwbelangenorganisatie AHDB, is het al jaren duidelijk dat er een dunne lijn is tussen genetische vooruitgang en het vermijden van een te hoge inteeltcoëfficiënt. De historische maximaal geadviseerde grens tot 6,25 procent voor inteelt heeft volgens Winter vandaag de dag weinig praktische relevantie. “Als veehouders koste wat kost proberen om hun gemiddelde inteeltpercentage onder de 6,25 procent te houden, kunnen ze hun genetische vooruitgang en daarmee hun productie-efficiëntie ernstig beperken.” Aldus Winters tijdens de British Cattle Breeders Conference.
Inteeltbeperking remt genetische vooruitgang
Een studie van AHDB toont aan dat als de drempel 6,25 procent grens strikt zou worden gehandhaafd, het kengetal Profitable Lifetime Index van de nakomelingen in veel gevallen lager zou zijn dan die van de moeder. Dit betekent dat de genetische vooruitgang achteruit boert.
Enkel in veestapels waar weinig tot geen genetische verbetering is toegepast, zou er nog enige vooruitgang mogelijk zijn binnen deze drempelwaarde voor inteelt. Voor genetisch vooruitstrevende bedrijven betekent het dat ze niet kunnen fokken met hun beste genetica. “In de praktijk zou het vasthouden aan de 6,25 procent-grens ervoor zorgen dat veel melkveehouders hun beste dieren niet meer kunnen inzetten voor fokkerij,” zegt Winters.
Genetische selectie compenseert inteeltdepressie
Toch presteren melkkoeien vandaag de dag veel beter dan in het verleden, zowel qua productie als op gezondheids- en welzijnskenmerken. Dit is grotendeels te danken aan de genetische vooruitgang die is geboekt door gerichte selectie. Volgens Winters hebben melkveehouders door hun fokstrategie de negatieve effecten van inteeltdepressie actief tegengegaan. Dit geldt met name voor de eigenschappen vruchtbaarheid, klauwgezondheid en uiergezondheid. Gemiddeld hebben melkveehouders in het Verenigd Koninkrijk een jaarlijkse stijging van 52 pond in profitable liftetime index (PLI) per koe gerealiseerd. De winst in productie en rendement weegt daarmee ruimschoots op tegen eventuele verliezen door inteelt. De PLI is een economisch gewogen fokwaarde voor duurzaamheid en efficiëntie en dus gebaseerd op meerdere genetische eigenschappen. De fokwaarde is door de AHDB ontwikkeld en de organisatie biedt tools om grip en zicht op inteelt te houden.
Historische versus recente inteelt
Daarnaast is er een verschil tussen historische inteelt en recente inteelt. Winters wijst erop dat:
- Inteelt over meerdere generaties soms ongewenste eigenschappen heeft ‘uitgezuiverd’ door herhaalde positieve selectie.
- Dit echter geen vrijbrief is om inteelt ongecontroleerd te laten toenemen, omdat inteeltdepressie altijd een risico blijft.
Hoe inteelt beheersen?
Winters adviseert veehouders om niet blind te sturen op een maximumpercentage, maar op de snelheid waarmee inteelt toeneemt in hun eigen veestapel. Een brede selectie aan stieren om inteelt te spreiden en vermijden van paringen tussen nauw verwante dieren blijft dus het devies.
Genetische diversiteit een zorg of niet?
Hoewel inteelt zorgt voor een verlies aan genetische variatie, is dit volgens Winters minder problematisch dan vaak wordt gedacht. “Onze gegevens laten zien dat de genetische variatie vandaag nog net zo groot is als 30 jaar geleden. Er is geen teken dat de genetische vooruitgang een plafond heeft bereikt.” Bovendien biedt genomische selectie nauwkeurigere inteeltcoëfficiënten en helpt het om dieren met ongewenste recessieve genen vroegtijdig uit de fokkerij te verwijderen. Hoewel genetische diversiteit belangrijk blijft, benadrukt Winters dat inteeltangst geen belemmering mag zijn voor genetische vooruitgang. Het idee om genen op te slaan in genenbanken kan nuttig zijn als verzekering voor de toekomst, maar is momenteel niet nodig. “Een melkveehouder runt een productiebedrijf, geen dierentuin. We moeten ervoor zorgen dat een melkveebedrijf duurzaam is. Dit betekent dat elke generatie koeien beter moet zijn dan de vorige. Een bedrijf dat genetisch of economisch stil blijft staan, zal er in de toekomst simpelweg niet meer zijn.” Aldus Winters.
Bron: AHDB