Uit analyses van het project Koe & Eiwit blijkt dat het verlagen van het RE-gehalte in het rantsoen om te sturen op NH3-emissie geen negatieve invloed hoeft te hebben op andere resultaatindicatoren.
Voor het project Koe & Eiwit is in 2023 een uitgebreide analyse uitgevoerd op data van de Kringloopwijzer van 2020 en 2021. In de analyse zijn drie groepen melk elkaar vergeleken: de 10 procent bedrijven met het laagste gehalte ruw eiwit in het rantsoen, de middelste 80 procent bedrijven en de 10 procent bedrijven met het hoogste RE-gehalte in het rantsoen.
Het gemiddelde RE-gehalte bij de eerste groep was 142,4 gram per kg droge stof en 178,4 gram bij de laatste groep. De grote middengroep had een gemiddelde van 161,2 gram. De doelstelling van het project is 155 gram ruw eiwit in het rantsoen.
RE-gehalte in rantsoen
De groep met het laagste RE-gehalte had een duidelijk lager gehalte in zowel de graskuil en het vers gras dan de middengroep. Voor graskuil is dit 153,4 tegenover 169,3 gram per kg droge stof en voor vers gras 176,8 tegenover 188,5 gram.
Wel voeren bedrijven in deze groep meer snijmais, 27,5 procent vergeleken met 18,4 procent in de middengroep. De groep met een hoog RE-gehalte voert juist minder snijmais en heeft graskuil en vers gras met meer ruw eiwit. De relevantie in de laatste kolom van de tabel houdt in dat 26 procent van de variatie in RE-gehalte in het rantsoen verklaard kan worden door het RE-gehalte in de graskuil, als die als enige verklarende variabele gebruikt zou worden.
Resultaatindicatoren
De bedrijven met een laag RE-gehalte in het rantsoen scoren relatief goed op indicatoren die te maken hebben met ammoniak (NH3). De groep heeft gemiddeld een lagere NH3-emissie uit zowel de stal en mestopslag als uit bemesting en oogst. De emissies zijn geen metingen maar berekeningen op basis van de rekenregels van de Kringloopwijzer.
Andere uitkomsten van de analyse waren een lager ureumgehalte en N-excretie per ton melk bij de groep bedrijven met een laag RE-gehalte in het rantsoen, al ging het om kleine verschillen. Ook hadden deze bedrijven gemiddeld een lagere emissie van lachgas (NO2) per hectare uit eigen voerproductie.
Bron: Koe & Eiwit