Uit een onderzoek binnen het Vlaamse VLAIO-project Jong Leven blijkt dat de groeisnelheid van jongvee de latere melkproductie van de dieren beïnvloedt. De resultaten van het onderzoek zijn onlangs gepresenteerd. Hoewel de gemiddelde Vlaamse vaars een ALVA van 26 maanden behaalt, is een reductie naar 24 maanden realiseerbaar en bevorderlijk.
Als pinken die zwaarder, groter en breder zijn eerder worden geïnsemineerd en eerder afkalven, produceren ze in zowel de eerste als tweede lactatie meer melk. Hoeveel inseminaties nodig zijn om tot de eerste dracht te komen, blijkt overigens niet af te hangen van de groei van de dieren. In het onderzoek waren 22 bedrijven betrokken, 14 daarvan waren geclassificeerd als ‘voorloperbedrijven’. De andere acht als ‘verbeterbedrijven’. Op de voorloperbedrijven werden producties van boven 10.000 kg melk gehaald, kalfden vaarzen af op een leeftijd van onder 24 maanden en was de tussenkalftijd korter dan 400 dagen. Op de verbeterbedrijven was de ALVA hoger dan 24 maanden. Op alle bedrijven werd de groei van de pinken driemaandelijks gemonitord. Aan de hand daarvan werden de groeicurves opgesteld. Tussen 2018 en 2023 werden zo groeicurves van 1.760 vaarzen verzameld op basis van meer dan 14.000 waarnemingen.
1.100 kg meer meetmelk
Een pink die meer groeide gaf in het onderzoek 1.100 kg meer meetmelk. Bij een melkprijs van 41,25 euro (Friesland Campina, september 2023) komt dit neer op een verschil van 454 euro aan melkopbrengsten. Het vetgehalte in de melk van de koeien die als vaars zwaarder waren, was iets lager. In het eiwitgehalte was er geen verschil.
Hogere ALVA, zwaardere afkalving
Conclusie: een vaars die sneller het streefgewicht van 400 kg bereikt, produceert in de navolgende lactaties meer melk. Een kalf die op 26 maanden leeftijd afkalft, produceert dus minder melk dan een vaars die op 24 maanden afkalft. Zo stelt ILVO-onderzoeker Maryline Lamérand. De oorzaak ervan is dat een later afkalvende vaars vaak iets vetter is. Daardoor verloopt de afkalving doorgaans zwaarder volgens Peter Vercauteren van CRV Vlaanderen. Lamérand vult aan dat de oorzaak niet is meegenomen in het onderzoek, maar dat de hypothese is, dat het te maken heeft met de uierontwikkeling op jonge leeftijd. De productie ligt hoger als de uier beter en sneller ontwikkelt.
Het onderzoek vond plaats in het kader van het VLAIO-project Jong Leven waarin het Vlaams Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), Inagro en het Vlaamse onderzoeksbedrijf Hooibeekhoeve samenwerken.
Bron: Vilt