Het is een logische gedachte dat koeien die worden geïnsemineerd met meer sperma, sneller drachtig worden. Dit is echter niet altijd waar. In sommige gevallen staat meer sperma namelijk niet gelijk aan een betere bevruchting.
In 1961 legde de onderzoekers Salisbury en VanDemark een eerste connectie tussen de kwaliteit en kwantiteit van sperma. Zij gingen testen of meer sperma ook zorgde voor snellere bevruchting. Per stier ontdekte ze een drempelwaarde voor de hoeveelheid sperma. Als deze drempelwaarde werd bereikt was geen voordeel meer te behalen. De ene stier bereikte de drempelwaarden al bij 15 miljoen spermacellen per dosis, terwijl andere koeien met 20 miljoen spermacellen per dosis de top nog niet bereikt hadden.
Slechte kwaliteit
Waar de drempelwaarde ligt is afhankelijk van de kwaliteit van het sperma. De kwaliteit van sperma is slecht, als (een deel van) de spermacellen misvormd zijn of een zwak celmembraan hebben. Hierdoor bereiken minder spermacellen de eicel en is de kans op bevruchting kleiner. Als een deel van de spermacellen niet goed is, kan dit gecompenseerd worden door een grotere dosis te insemineren. Maar als alle spermacellen niet goed zijn, zal een hogere dosis niet leiden tot een snellere bevruchting.
Koe heeft ook invloed
Daarnaast speelt de vruchtbaarheid van de koe een rol. Als de spermacellen niet door het voorplantingsstelsel van de koe kunnen komen vindt er alsnog geen bevruchting plaats. Er is niet bekend wat de optimale hoeveelheid spermacellen is voor een snelle bevruchting. Maar meer sperma staat niet steevast gelijk aan een beter resultaat.
Foto: Stöcker-Gamigliano