Onderzoekers van de Canadese universiteiten van Alberta en Guelph zijn van mening dat de huidige standaard werkwijzen in de melkveehouderij jonge kalveren ontnemen van essentiële nutriënten die een sleutel zijn voor de ontwikkeling van het verteringsstelsel.
Michael Steele, professor op het gebied van herkauwersvoeding, en zijn collega’s hebben een studie gedaan die recent is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Dairy Science. Tot het onderzoeksteam behoorden ook professor Leluo Guan en studenten Jade Pyo en Koryn Hare. De studie omvatte 24 kalveren die allemaal binnen twee uur na de geboorte biest kregen in een hoeveelheid van 7,5 procent van hun lichaamsgewicht.
Onderzoeksmethode
Tussen 12 en 72 uur na de geboorte, kregen drie groepen van 8 kalveren elke 12 uur één van de drie vloeibare voedingssoorten in een hoeveelheid van 5 procent van het lichaamsgewicht.
- Biest – ongepasteuriseerde biest.
- Mix – half biest, halfvolle melk. Met dit mengsel wilde men transitiemelk nabootsen.
- Volle melk – standaard volle melk, wat het meest lijkt op de huidige praktijk in de melkveehouderij.
Elk kalf werd een uur na de afkalving voorzien van een veneuze katheter in de halsader, zodat frequent bloedmonsters genomen konden worden. 75 uur na de geboorte werden de kalveren geëuthanaseerd om monsters van het darmweefsel te kunnen nemen.
Onderzoeksresultaten
De onderzoekers vonden significante verschillen in de ontwikkeling van het darmstelsel tussen de kalveren in de drie onderzoeksgroepen.
De hoogte van de darmvlokken (villi) was 1,8 maal minder in het proximaal jejunum en 1,5 maal minder in het distaal jejunem bij de kalveren in de groep die volle melk kreeg. In het duodenum was de hoogte van de darmvlokken anderhalf keer meer bij de kalveren die de mix kregen dan bij de kalveren die de volle melk kregen. Tussen dezelfde groepen was het verschil een factor 1,4 in het jejunum in het voordeel van de kalveren die de mix kregen.
Het oppervlak in het proximaal jejunum was 60 procent kleiner bij de kalveren die volle melk in plaats van biest kregen. De dieren die biest kregen hadden 59 procent meer oppervalk dan de dieren die volle melk kregen. Vergelijkbaar was het beeld bij het oppervlak van het ileum. De kalveren die volle melk kregen, hadden 38 procent minder ileumoppervlak dan de kalveren die biest kregen en 58 procent minder dan de kalveren die de mix kregen. In het distaal jejunum produceerde de mix een 54 procent groter oppervlak dan volle melk.
“We verwachtten een duidelijk verschil in de uitkomsten met een voorkeur voor biest, gevolgd door biest en volle melk als minst goede alternatief, maar die verwachting klopt dus niet helemaal”, legt Steele uit. “Hoewel zowel voeren van biest als transitiemelk duidelijk voordelen laat zien ten opzichte van volle melk, is het verschil tussen biest en transitiemelk klein.”
De onderzoekers concludeerden dat het voeren van de transitiemelk van verse koeien op de tweede en derde lactatiedag, of het maken van een mix van biest met volle melk of kunstmelk, voldoet aan dezelfde nutritionele behoefte en immunologische waarde, als het voeren van drie dagen lang volle biest.
“We hopen dat dit bewijs zorgt voor een verschuiving in de dagelijkse praktijk waarbij kalveren na de eerste biestgift direct worden overgezet op volle melk of kunstmelk.” Aldus Steele.
Bron: Dairy Herd (Maureen Hanson)