De hoeveelheid oplosbaar eiwit in de voorjaarskuilen van 2019 varieert sterkt. Dat meldt Eurofins Agro op basis van de eerste 1.000 geanalyseerde kuilmonsters.
De variatie in oplosbaar eiwit (RE) in de voorjaarskuilen wordt mede veroorzaakt door het maaimoment. Dit jaar is de eerste snede in drie etappes gemaaid. Een groot deel, zo meldt Eurofins, is gemaakt rond eind april. Een ander deel in de eerste week van mei en het laatste deel eind mei.
Uit de cijfers van Eurofins blijkt dat kuilen die later zijn gemaaiid een lager percentage oplosbaar ruw eiwit bevatten. Daardoor is het eiwit bestendiger. Bij de kuilen van half mei is dit mede veroorzaakt doordat het gras met een hoger droge stofpercentage is ingekuild. Hoe hoger het percentage oplosbaar RE, hoe onbestendiger het eiwit in de pens van de koe. Wanneer het percentage oplosbaar RE lager is, is het eiwit bestendiger en heeft de graskuil een betere eiwitkwaliteit.
Eurofins Agro adviseert melkveehouders de eiwitkwaliteit en de zwavelvoorziening van de voorjaarskuilen te meten. Op die manier kan het rantsoen goed gestuurd worden.
Zwavel (S)
Zwavel is voor planten noodzakelijk om stikstof om te zetten in eiwit en essentiële aminozuren (Methionine en Cysteine). Die aminozuren zijn de basis voor een goede eiwitkwaliteit. Een goede zwavelvoorziening is dus belangrijk. Toch heeft bijna 20 procent van de voorjaarskuilen een te lage S-index. Bij een S-index van minder dan 85 heeft het gras een zwaveltekort. De gevolgen van zwaveltekort zijn te merken in de eiwitopbrengst en eiwitkwaliteit in het gras. Een zwaveltekort leidt gemiddeld tot wel 10 procent lagere eiwitopbrengst en 30 g lager RE in gras.