Moet 14.000 kg melk in 305 dagen het streven zijn? Of is dat te veel? Of te weinig? De vraag is wat de koe genetisch kan en fysiologisch aankan. De voeropnamecapaciteit van onze koeien is en blijft de beperkende factor als het gaat om productieverhoging.
Welke kant gaat het op met fokkerij en genetica? Deze vraag stond eind mei centraal tijdens het jaarlijkse zomersymposium van de Duitse vereniging ‘Academie voor diergezondheid’. De hoogproductieve melkkoe kwam tijdens het congres het vaakst voorbij als voorbeeld voor de problemen die mogelijk voortvloeien uit intensief fokken op productie.
Overstijgt fokken op productie fysiologische grenzen?
In de laatste 20 jaar slaagde de melkveehouderij erin de productie van Holstein-koeien aanzienlijk te verhogen. De hoge producties van vandaag de dag, in combinatie met de levensduur die niet of nauwelijks stijgt, leidt echter tot veel kritische discussies. Professor Gerhard Breves van Stichting Veterinaire Hogeschool in Hannover probeerde op het congres antwoorden te geven op de vraag: overstijgen de hoge producties fysiologische grenzen?
Met de gemiddelde levensduur van ongeveer drieënhalve lactatie wordt het maximale fysiologische niveau van de koeien überhaupt niet gehaald. Tussen 2011 en 2017 steeg de gemiddelde levensduur van koeien überhaupt niet. Dat heeft ook zeker te maken met de fosfaatproblematiek. Maar je moet hierbij ook in je achterhoofd houden dat functionele kenmerk nauwelijks vererfbaar zijn.
Kwelfokkerij?
Is de genetisch bepaalde hoge melkproductie ook een oorzaak van het te vaak te vroeg afvoeren van melkkoeien? Worden koeien gekweld door onze wijze van fokken? De genetische samenhang tussen productie- en gezondheidskenmerken is erg variabel. Dan nog zijn er kritische noten te plaatsen:
1.200 VEM
Bij een melkproductie van 55 kg en een drogestofopname van 26 kg, moet het rantsoen theoretisch een energiedichtheid van bijna 1.200 VEM hebben om de energiebehoefte van de koe te kunnen dekken. Met enkel ruwvoer is zo’n rantsoen niet of nauwelijks realiseerbaar. Het gevoeg zijn hoge krachtvoergiften en derhalve rantsoenen die het herkauwen niet stimuleren. Mist het rantsoen structuur, dan is de penswerking minder en daarmee functioneert de stofwisseling niet goed. De koe vreet dan minder. Hoe kun je koeien met een dergelijk hoge productie goed voeren?
Een negatieve energiebalans (NEB) als gevolg van onbalans tussen voeropname en energiebehoefte, kan een negatief effect hebben op de diergezondheid. Ook als de koe niet zienderogen ziek wordt, zullen fysiologische producten in mindere mate plaatsvinden (bijvoorbeeld stofwisselingsactiviteit) of zelfs helemaal niet plaatsvinden (bijvoorbeeld reproductie). Vooral verstoringen in de hormoonhuishouding (= voortplanting) zijn vaak te herleiden tot de NEB.
Bij zeer hoge melkproducties is de gezondheid vaak aan meer gevaren blootgesteld, omdat de koe een zwakker immuunsysteem heeft. De voeding heeft daarbij geen effect op het immuunsysteem. Onderzoeken tonen bovendien aan dat een NEB geen verband heeft met het immunoglobuline-G-gehalte (igG) in het bloed.
Eerst balans, dan ouder worden
Alles beschouwd zijn de invloeden van de NEB en verstoringen die in verband staan met de NEB moeilijk aan te tonen. Wel zeker is dat management doorslaggevend is. De toekomstige koe moet worden gefokt op een balans tussen hoge productie en gezondheid, zo kan deze koe vervolgens ook ouder worden. En deze dieren, alsook deze bedrijven, bestaan al. Van ‘kwelfokkerij’ mag nooit sprake zijn. Mogelijk is fokken op persistentie in dit opzicht zinvol om de ‘scherpe kantjes’ van de NEB af te halen. Wel blijft voeropname de beperkende factor, ook voor de afkalving.
Tekst: Katrin Hilbk-Kortenbruck , Wilbert Beerling – Bron: Academie voor diergezondheid e.V. (AfT), zomersymposium 2019)