In welk vat zou je de voeding voor de komende winter moeten gieten om het tot het voorjaar uit te zingen? Niet voor iedere melkveehouder wordt het een makkie. Daarom zet Elite nog eens een aantal tips op een rij.
Voerplanning en controle absoluut toepassen
Met het gegeven van een krappe ruwvoerpositie in het achterhoofd, blijft het de komende weken en maanden belangrijker dan ooit om telkens weer de hoeveelheid voorraad en de aansluiting van de voerplanning te controleren. Alleen dan stel je jezelf in de gelegenheid tijdig te reageren (rantsoensamenstelling, aankoop voeders, grootte van de veestapel) in plaats van in april ‘plotseling’ met lege voersilo’s te zitten. Het inschatten van de voorraad moet vooral dit jaar worden gedaan aan de hand van een volumeberekening met de hoeveelheid drogestof per kubieke meter en in de totale silo. Later, als de kuil is aangebroken, kan met markeringen op de vloer of de silowanden de voersnelheid in kaart worden gebracht. Zo kun je het verbruik van een bepaalde periode berekenen en daarmee de voorraadschatting controleren en de voerplanning bijstellen.
Vooral bij maiskuilen moet worden opgelet dat de voorraad niet wordt overschat. Vaak is het drogestofgehalte van de mais die met weinig of zelfs zonder kolf is geoogst aan de hoge kant (meer dan 35 procent) waardoor de kuilen matig verdicht zijn. Dat betekent dat de kuilen veel volume, maar weinig massa bevatten. De voersnelheid ligt dan hoger dan je zou verwachten.
Kuilgras tot mei 2019
Sommige melkveehouders zijn met het maken van een voerplanning tot de conclusie gekomen dat de voorraad graskuil tot op z’n hoogst mei volgend jaar toereikend is. Bij bedrijven met intensieve weidegang kan de situatie soms nog ernstiger zijn en zal de graskuil in maart of april al op zijn. Dan is de snijmaisvoorraad soms ook nog eens krap en van mindere kwaliteit.
Wat zijn al met al de consequenties?
Waarschijnlijk het aan moeten kopen van ruwvoer, zo mogelijk dit najaar gezaaide tussenteelten of nieuwe graspercelen nog oogsten de komende weken en vooral hopen op een vroege eerste snede in 2019. Wellicht kan productiegrasland begin april al worden gemaaid. Een alternatief is het ruwvoergat deels dichten door in het voorjaar wintergranen als gehele plantsilage (GPS) te oogsten. Het is dan wel nodig graansoorten te kiezen waarbij de inzet van fungiciden achterwege kan blijven, bijvoorbeeld rogge of triticale.
Bijproducten
Ruwvoervervangers als bierborstel, voeraardappelen en diverse pulpsoorten zijn minder makkelijk verkrijgbaar. De markt blijven volgen kan zich terugbetalen. Een andere optie is luzernehooi uit Frankrijk kopen. Een kg luzerne kan 2 tot 3 kg graskuil vervangen. Als er voldoende mais is, is het mogelijk jongvee op een grasloos rantsoen te zetten, tenzij ze geweid worden. Het alternatief is een rantsoen met bijvoorbeeld snijmais, stro en een krachtvoer-achtig product, bijvoorbeeld koolzaadschroot.
Let op diergezondheid
Veevoedingsadviseur Arndt Borgstede van Landwirtschaftskammer Noordrijn Westfalen spreekt zijn zorgen uit over de diergezondheid bij de huidige ruwvoerposities. Uit de eerste maiskuilanalyses blijken de zetmeelgehaltes aanzienlijk onder het gemiddelde van rond 400 gram per kg drogestof te liggen terwijl de suikergehaltes van de mais vaak aan de hoge kant zijn alsook de drogestofgehalten. Dat betekent meer zetmeel uit korrelmais of granen om het productieniveau op peil te houden. Maar hier gelden uiteraard ook grenzen. Meer krachtvoer en drogere mais betekent een hoger risico op selectie en daarmee op pensverzuring. Ook hier is water toevoegen en langer mengen een optie. Blijf letten op het vreetgedrag en de voeropname.
Krachtvoerkosten 1,5 tot 2 cent hoger
Alleen al door het hogere krachtvoerverbruik, rekenen voedingsadviseurs erop dat de krachtvoerkosten met 1,5 tot 2 cent per kg melk stijgen. Daarbij komen nog de bedrijfsindividuele aspecten die zeer uiteenlopen. Denk aan kosten voor de inkoop van ruwvoer en aan eventuele lagere producties.
Bij te weinig ruwvoer kan stro als structuurbron dienen, mits je het goed in het rantsoen gemengd krijgt. Lees ook: Stro als derde ruwvoersoort.
Tekst: Katrin Berkemeier, Wilbert Beerling
Bronnen: LWK NRW, Hörstel