Brown-Swiss- en Fleckvieh-koeien selecteren bij het voeren van Shredlage meer uit dan Holstein-koeien. Bovendien nemen ze minder ruwvoer op. Over de oorzaak ervan gingen wetenschappers in discussie op de jaarvergadering van het Duitse maïscomité.
Op twee Duitse onderzoeksbedrijven (Achselschwang in Beieren en Riswick in Nordrhein-Westfalen) werd onderzoek gedaan naar de effecten van het voeren van Shredlage.
Onderzoeksopzet
Een belangrijk verschil tussen de twee onderzoeksbedrijven is dat in Beieren Brown-Swiss en Fleckvieh-koeien worden gemolken en in Nordrhein-Westfalen Duitse Holstein-koeien. Behalve de koeienrassen, was de onderzoeksmethode op beide bedrijven gelijk. Bij beide was er een onderzoeks- en een controlegroep. Omdat in Nordrhein-Westfalen meer koeien beschikbaar waren, werden de twee groepen daar wederom verdeeld in twee groepen. Twee van de vier groepen kregen een rantsoen dat verrijkt was met stro, de ene groep met snijmais, de andere met Shredlage.
- In Beieren werden de melkkoeien op basis van ras, lactatienummer, lactatiedag, voeropname, melkproductie en melksamenstelling gelijkmatig verdeeld in twee groepen: Shredlage en controle. Beide groepen bestaan uit 8 Brown-Swiss- en 16 Fleckvieh-koeien, gemiddeld in de derde lactatie en 116 dagen aan de melk.
- Bij Riswick (Nordrhein-Westfalen) werden 96 hoogproductieve Holstein-koeien in vier groepen van elk 24 dieren verdeeld. Gedurende het hele onderzoek werden aan elke groep verse koeien toegevoegd die op circa de zevende lactatiedag zaten. Om de groepsgrootte (24 dieren) constant te houden, werden koeien in het eind van de lactatie uit de groep gehaald. De verse koeien werden over de groepen verdeeld op basis van hun vorige lactatie en het levend gewicht.
Bij het analyseren van de onderzoeksresultaten moest rekening gehouden worden met het feit dat de mais in Beieren een lager zetmeelgehalte had en de dieren het dus niet graag vraten. Het lagere zetmeelgehalte van de mais, maakte het toevoegen van CCM nodig. Voor de Shredlage-groep werd kuilmais verwisseld voor Shredlage, verder waren de rantsoenen die de groepen kregen identiek.
Resulaten
- De beide onderzoeken toonden aanvankelijk vooral verschil in voeropname. Bij het onderzoek in Beieren namen de dieren in de Shredlage-groep met 22,7 kg DS per dag significant minder voer en dus energie op als de dieren in de controlegroep die een voeropname van 24,4 kg DS hadden. Bij Riswick namen de koeien in de Shredlage-groep met strotoevoeging daarentegen meer voer op: 25,0 kg DS per dag. Snijmais zonder strotoevoeging: 23,2 kg DS. De hogere voeropname gaat uiteraard gepaard met een hogere energieopname.
- De Brown-Swiss- en Fleckvieh-koeien selecteerden het rantsoen met Shredalge sterk uit. De Holsteins deden dat daarentegen niet. Echter, mogelijk kan dit aan de kwaliteit van de mais in Beieren liggen.
- Bij Riswick (Holstein-koeien) kon in het onderzoek verschil worden aangetoond in de ontwikkeling van lichaamsgewicht na het afkalven. De lichaamsgewichtafname in het lactatiebegin, was met Shredlage in het rantsoen duidelijk minder als in de groepen met snijmais in het rantsoen. De dieren in de Shredlage-groepen namen meer voer op en kregen daardoor dagelijks zo’n 10 MJ NEL, ofwel circa 1.450 VEM meer binnen. In Beieren kon tussen de twee groepen geen verschil in lichaamsgewicht worden aangetoond, maar er werden gaandeweg dan ook geen verse koeien aan de groepen toegevoegd.
Betreft productie, verteerbaarheid en herkauwgedrag kwamen uit de twee onderzoeken vergelijkbare resultaten:
- Bij de Holstein-koeien kon de langere herkauwtijd bij de voergroepen met Shredlage ten opzichte van de voergroepen met normale snijmais zonder toevoeging van stro, statistisch worden vastgesteld. In Beieren was betreft herkauwtijd het verschil tussen de twee groepen niet groot genoeg om het statistisch vast te kunnen stellen. Maar ook bij Riswick was de herkauwtijd bij snijmais met stro niet korter of langer dan bij Shredlage.
- Met verteerbaarheidsmeting werd in beide onderzoeken geen verschil gevonden tussen Shredlage en snijmais.
- Qua melkproductie en melksamenstelling was er ook geen verschil tussen de voergroepen.
Zowel in Beieren als in Nordrhein-Westfalen zullen meer vervolgonderzoeken met betrekking tot het voeren van Shredlage-mais volgen. Bijvoorbeeld de invloed van Shredlage op het gewicht van verse koeien die in Nordrhein-Westfalen werd waargenomen, moet verder worden onderzocht. In Beieren is al een vervolgonderzoek gestart met een andere uitgangssituatie.
Tekst: Anna Schworm – Foto: Katrin Berkemeier
Bronnen: Lezingen Dr. Thomas Ettle, Beiers instituut voor landbouw en Dr. Martin Pries, Landbouwkamer NRW, op de jaarvergadering van het comité voor voer en voerconservering.